
Vier basisscholen weigeren verplichte toets
In Nederland maken kinderen in groep 8 een speciale toets. Deze toets heet de doorstroomtoets. Vier basisscholen hebben gezegd dat ze deze toets niet willen doen. Ze vinden de toets niet nodig en noemen het extra werk voor de kinderen. Maar volgens de regering moet elke school de toets maken.
Wat is groep 8?
Groep 8 is het laatste jaar van de basisschool in Nederland. Kinderen zijn dan meestal 11 of 12 jaar oud. In dit jaar bereiden ze zich voor op de middelbare school. Ze krijgen schooladvies van de juf of meester en maken een toets, zoals de doorstroomtoets, om te kijken welke middelbare school het beste bij hen past.
Waarom is er een doorstroomtoets?
De juf of meester bepaalt welk niveau voor de middelbare school het beste past bij het kind. De doorstroomtoets kan echter wel voor een hoger advies zorgen als het kind beter scoort dan verwacht. Als de toets tegenvalt, wordt er gekeken naar het advies van de leraar.
Waarom weigeren scholen de toets?
Vier scholen vinden de doorstroomtoets niet nodig. Ze zeggen dat de leraar een goed advies kan geven zonder toets. Volgens hen is de toets een “onnodige belasting” voor de leerlingen. De kinderen zouden extra stress krijgen door de toets.
Wat zegt de regering?
Het ministerie van Onderwijs zegt dat de toets verplicht is. Elke school moet zich aan de regels houden. Minister Dennis Wiersma is streng: “De wet is de wet.” Als een school de toets niet doet, kan de Onderwijsinspectie maatregelen nemen.
Vocabulaire oefenen
De Woordenlijst
1. De Basisschool
Zelfstanding Naamwoord (Noun)
Definitie:
Een school voor kinderen van 4 tot 12 jaar.
Voorbeeldzinnen:
Op de basisschool leer je lezen en rekenen.
Mijn dochter gaat naar de basisschool.


2. Weigeren
Werkwoord (verb)
Definitie:
Nee zeggen tegen iets. Niet willen doen.
Voorbeeldzinnen:
De hond weigert om naar binnen te komen.
Zij weigeren om mee te werken aan het project.
3. Verplicht
Bijvoeglijk naamwoord (Adjective)
Definitie:
Iets dat moet, je hebt geen keuze.
Voorbeeldzinnen:
Het examen is verplicht.
Een helm dragen op de motor is verplicht.


4. De Toets
Bijvoeglijk Voornaamwoord/Adjectief (Adjective)
Definitie:
Een test waarmee je kunt laten zien wat je weet of kunt.
Voorbeeldzinnen:
Op school maken kinderen toetsen om te kijken of ze iets goed begrijpen.
De toets duurt één uur en heeft twintig vragen.
Als je de toets niet haalt, mag je hem nog een keer maken.
5. De Regering
Zelfstanding Naamwoord (Noun)
Definitie:
De groep mensen die een land bestuurt/leidt.
Voorbeeldzinnen:
De regering maakt nieuwe wetten.
De regering beslist over de belastingen.


6. De Middelbare School
Zelfstanding Naamwoord (Noun)
Definitie:
Een school voor kinderen van 12 tot 18 jaar, na de basisschool.
Voorbeeldzinnen:
Mijn broer zit op de middelbare school.
De middelbare school duurt vier, vijf of zes jaar.
7. De Juf(fvrouw)/De Meester
Zelfstandig Naamwoord (Noun)
Definitie:
Een persoon die lesgeeft op de basisschool. De Juf is vrouwelijk en De Meester is mannelijk.
Voorbeeldzinnen:
De juf helpt een kind met schrijven.
De meester zegt dat we stil moeten zijn.


8. Passen Bij Iets
Werkwoordelijke uitdrukking (phrasal verb/expression)
Definitie:
Iets of iemand hoort goed bij iets anders.
Voorbeeldzinnen:
Die broek past bij jouw trui.
Dat werk past bij mij, want ik help graag mensen.
9. Bepalen
Werkwoord (verb)
Definitie:
Een beslissing maken over iets.
Voorbeeldzinnen:
De meester bepaalt het huiswerk.
De dokter bepaalt welke medicijnen je krijgt.
De regering bepaalt de nieuwe regels.


10. Het Niveau
Zelfstanding Naamwoord (Noun)
Definitie:
Hoe moeilijk of makkelijk iets is.
Voorbeeldzinnen:
Zijn niveau van Nederlands is B1.
Op de middelbare school zijn er verschillende niveaus.
Lezen oefenen
Spreken oefenen
Spreekoefening 1 – Woord associaties beschrijven
Kan je uitleggen wat de connecties zijn tussen de woorden van de woord associatie opdracht en de antwoorden? Bedenk ook een voorbeeld.
Bijvoorbeeld:
Moeilijkheid – B1 Nederlands – Hoog/Laag
Antwoord: Het Niveau
Het niveau laat de moeilijkheid zien van iets. Als een niveau hoog is, is het moeilijk en een laag niveau is relatief makkelijk. Je gebruikt dit woord bij het leren van talen. Vaak wordt de CEFR-schaal gebruikt (B1).
Voorbeeld: “Zijn Nederlands niveau is B1. Dat is een relatief hoog niveau, heel knap!”
Probeer het zelf bij de andere vier:
1. Moeten – Wet – Niet Optioneel
Antwoord: Verplicht
2. Afwijzen – Niet doen – Niet Accepteren
Antwoord: Weigeren
3. School – Jonge Kinderen – Juf/Meester
Antwoord: De Basisschool
4. Cijfer – School – Test
Antwoord: Toets
Spreekoefening 2 – Vragen over andere woorden
5. Wat doet de regering in een land?
6. Wat vind jij van de regering in jouw land?
7. Wat vond jij het leukste aan de middelbare school?
8. Wat maakt een juf of meester goed in zijn werk?
9. Waarom is het belangrijk dat een school goed bij een kind past?
10. Hoe bepaal jij welke studie of baan bij jou past?
Spreekoefening 3 – Wat is jouw mening over de tekst?
11. Hoe worden schooladviezen in jouw land bepaalt?
12. Denk je dat het beter is dat de leraren vooral bepalen wat het niveau is van een kind of de doorstroomtoets?
13. Denk jij dat een toets een goede manier is om het niveau te bepalen bij een kind? Waarom (niet)?