Learn-Dutch-NT2-Nieuws-Article-Plantenbakken Amsterdam
NT2-Nieuws-Plantenbakken Amsterdam

Nieuwe regels voor plantenbakken in de binnenstad van Amsterdam

Vocabulaire oefenen

De Woordenlijst

1. De Plantenbak

Zelfstanding Naamwoord (Noun)

Definitie:

Een bak waar je planten in zet/laat groeien.

Voorbeeldzinnen:

In de plantenbak groeien mooie rozen.
De plantenbak is gemaakt van hout.

Learn Dutch Words with news article photo showing vocabulary de plantenbak
Learn Dutch Words with news article photo showing vocabulary de binnenstad

2. De Binnenstad

Zelfstanding Naamwoord (Noun)

Definitie:

Binnenste deel van een stad.

Synoniem:

Centrum

Voorbeeldzinnen:

We gaan naar de binnenstad om te winkelen.
Maastricht heeft een mooie oude binnenstad met veel historische gebouwen en gezellige straatjes.

3. Streng

Bijvoeglijk naamwoord (Adjective)

Definitie:

Als iets of iemand je weinig vrijheid geeft om het anders te doen.

Synoniem:

Strict

Voorbeeldzinnen:

De leraar is streng tegen de leerlingen.
Ze moeten zich aan de strenge regels houden.

Learn Dutch Words with news article photo showing vocabulary streng
Learn Dutch Words with news article photo showing vocabulary giftig

4. Giftig

Bijvoeglijk naamwoord (Adjective)

Definitie:

Als iets gif (stof waarvan je ziek wordt of doodgaat) bevat.

Voorbeeldzinnen:

Dit plantje is giftig voor honden.
Als je de giftige paddestoelen eet, kun je ernstige buikpijn krijgen.

5. De Gevel

Zelfstanding Naamwoord (Noun)

Definitie:

De voorkant van een gebouw.

Voorbeeldzinnen:

De gevel van het huis is blauw.
De gevel ziet er nieuw uit na de renovatie.

Learn Dutch Words with news article photo showing vocabulary de gevel
Learn Dutch Words with news article photo showing vocabulary de stoep

6. De Stoep

Zelfstanding Naamwoord (Noun)

Definitie:

Een verhoging naast de weg om op te lopen.

Synoniem:

Trottoir (formeler)

Voorbeeldzinnen:

De kinderen spelen op de stoep voor het huis.
De stoep is te smal voor een rolstoel.
Het is verboden om je auto op de stoep te parkeren.

7. Toegankelijk

Bijvoeglijk naamwoord (Adjective)

Definitie:

Makkelijk te bereiken of te gebruiken.

Voorbeeldzinnen:

Het park is toegankelijk voor iedereen.
De ingang van het gebouw is toegankelijk voor rolstoelen.
Dit boek is toegankelijk voor beginners.

Learn Dutch Words with news article photo showing vocabulary toegankelijk
Learn Dutch Words with news article photo showing vocabulary handhaven

8. Handhaven

Werkwoord (Verb)

Definitie:

Zorgen dat regels worden gevolgd.

Voorbeeldzinnen:

De politie handhaaft de verkeersregels.
De handhavers geven boetes als je verkeerd parkeert.

9. Zich Afvragen

Reflexieve Werkwoorden

Definitie:

Nadenken over iets of ergens een vraag over hebben.

Voorbeeldzinnen:

Ze vraagt zich af of het gaat regenen.
Ik vraag me af waarom de leraar boos is.
We vragen ons af of het evenement doorgaat.

Learn Dutch Words with news article photo showing vocabulary zich afvragen
Learn Dutch Words with news article photo showing vocabulary opruimen

10. Opruimen

Scheidbaar werkwoord (Splitable verb)

Definitie:

Het ordenen/organiseren van spullen zodat alles weer netjes is.

Voorbeeldzinnen:

Na mijn feestje moet ik alles opruimen.
Hij ruimt zijn boeken altijd netjes op de plank op.
De ouders vragen de kinderen om hun kamer op te ruimen voor het avondeten.

3. Vocab quiz

Oefen hier de gele woorden van het artikel

1 / 10

1. Fill in the blank:

 

De nieuwe winkel heeft een mooie _____ met grote ramen.

2 / 10

2. Fill in the blank:

 

Na het feest moeten we het huis goed _____.

3 / 10

3. Fill in the blank:

 

De _____ in het park zorgt ervoor dat iedereen kan genieten van de natuur.

4 / 10

4. Fill in the blank:

 

De leraar is _____ en maakt duidelijke regels.

5 / 10

5. Fill in the blank:

 

Ik _____ me _____ hoe het met Jim gaat.

6 / 10

6. Met welk woord, van de lijst, kan je deze woorden associëren? Schrijf het op!

gevaarlijk - ziekte - chemicaliën

1 words left

7 / 10

7. Met welk woord, van de lijst, kan je deze woorden associëren? Schrijf het op!

regels - controleren - autoriteit

1 words left

8 / 10

8. Met welk woord, van de lijst, kan je deze woorden associëren? Schrijf het op!

bloemen - tuinieren - grote pot

2 words left

9 / 10

9. Met welk woord, van de lijst, kan je deze woorden associëren? Schrijf het op!

oude gebouwen - historisch - centrum

2 words left

10 / 10

10. Met welk woord, van de lijst, kan je deze woorden associëren? Schrijf het op!

lopen - straat - voetgangers

2 words left

Your score is

0%

Lezen oefenen

3. Vragen over de tekst

Kan je deze vragen over de tekst beantwoorden?

1 / 8

1. Welke van deze drie is een nieuwe regel, volgens het artikel?

2 / 8

2. Welke regel bestond al, maar wordt strenger gecontroleerd?

3 / 8

3. Waarom zijn er nieuwe regels voor plantenbakken in de binnenstad van Amsterdam?

4 / 8

4. Wat vindt Michel van Wijk van de partij Bewoners Amsterdam van de nieuwe regels?

5 / 8

5. Is Arne Bartelsman van de PvdA het met Michel an Wijk eens?

6 / 8

6. Hoe reageert Amélie Strens op de zorgen van de commissieleden?

7 / 8

7. Wat zijn ‘weesbakken’ volgens Amélie Strens?

8 / 8

8. Wat zegt Amélie Strens over bewoners met veel plantenbakken voor hun huis?

Your score is

The average score is 0%

0%

Spreken oefenen

Spreekoefening 1 – Woord associaties beschrijven

Bijvoorbeeld:
gevaarlijk – ziekte – chemicaliën
Antwoord: Giftig


Een giftig product/iets giftigs kan gevaarlijk zijn voor je gezondheid.
Het kan een ziekte veroorzaken.
Chemicaliën zijn niet altijd giftig, maar sommige kunnen gevaarlijk en giftig zijn.
Voorbeeld: “Je moet voorzichtig zijn met de giftige chemicaliën in de garage.”

Probeer het zelf bij de andere vier:

1. regels – controleren – autoriteit
Antwoord: Handhaven

2. bloemen – tuinieren – grote pot
Antwoord: de Plantenbak

3. oude gebouwen – historisch – centrum
Antwoord: de Binnenstad

4. lopen – straat – voetgangers
Antwoord: de Stoep

Spreekoefening 2 – Vragen over andere woorden

5. Kan je een typische gevel in Amsterdam beschrijven?

6. Waarom is het belangrijk om regelmatig op te ruimen?

7. Hoe toegankelijk is het openbaar vervoer in jouw stad?

8. Heb je ooit een strenge leraar gehad? Hoe was dat?

9. Hoe vaak vraag jij je af wat anderen over jou denken?

10. Vraag jij je vaak af hoe jouw leven over tien jaar eruit zal zien?

Spreekoefening 3 – Wat is jouw mening over de tekst?

11. Denk je dat plantenbakken een groot probleem zijn voor de toegankelijkheid van de stoepen?

12. Wat vind jij van de nieuwe regels voor plantenbakken in de binnenstad van Amsterdam?

13. Vind je dat de gemeente streng moet zijn met het handhaven van de regels voor plantenbakken?