Nieuwe regels voor plantenbakken in de binnenstad van Amsterdam
Er zijn strengere regels gekomen voor plantenbakken op straat in de binnenstad van Amsterdam. De plantenbakken moeten kleiner zijn en van duurzaam materiaal gemaakt zijn. Planten met doornen of die giftig zijn, mogen niet meer in de potten staan. Ook mogen er maximaal twee plantenbakken per huis staan, en ze moeten tegen de gevel worden geplaatst. Deze regel bestond al, maar wordt nu strenger gecontroleerd.
Reacties Nieuwe Regels
De stadsdeelcommissie (commisie van de binnenstad) heeft verschillende reacties gekregen op deze nieuwe regels. Sommige commissieleden begrijpen dat de stoep toegankelijk moet blijven. Anderen zijn niet blij met de nieuwe regels. Michel van Wijk van de partij Bewoners Amsterdam zegt bijvoorbeeld dat sommige regels moeilijk te handhaven zijn. Hij vindt dat er geen regels moeten komen die toch niet gecontroleerd kunnen worden.
Ook Arne Bartelsman van de PvdA (Politieke partij) heeft twijfels. Hij vraagt zich af of er genoeg mensen zijn en tijd is om al die plantenbakken te controleren. Hij vindt dat er ook andere problemen zijn, zoals verlaten fietsen op straat en het afvalprobleem.
De stadsdeelvoorzitter, Amélie Strens, snapt de zorgen van de commissieleden. Toch vindt ze de nieuwe regels belangrijk voor de toegankelijkheid van de stoepen. Ze vertelt dat er veel ‘weesbakken’ zijn: plantenbakken zonder eigenaar. Die wil de gemeente graag opruimen. Ook zegt Strens dat sommige bewoners wel erg veel plantenbakken voor hun huis hebben. Ze zegt duidelijk dat er niet meteen een brief komt als iemand drie potten voor de deur heeft staan, maar dat de regels wel duidelijk zijn.
Vocabulaire oefenen
De Woordenlijst
1. De Plantenbak
Zelfstanding Naamwoord (Noun)
Definitie:
Een bak waar je planten in zet/laat groeien.
Voorbeeldzinnen:
In de plantenbak groeien mooie rozen.
De plantenbak is gemaakt van hout.
2. De Binnenstad
Zelfstanding Naamwoord (Noun)
Definitie:
Binnenste deel van een stad.
Synoniem:
Centrum
Voorbeeldzinnen:
We gaan naar de binnenstad om te winkelen.
Maastricht heeft een mooie oude binnenstad met veel historische gebouwen en gezellige straatjes.
3. Streng
Bijvoeglijk naamwoord (Adjective)
Definitie:
Als iets of iemand je weinig vrijheid geeft om het anders te doen.
Synoniem:
Strict
Voorbeeldzinnen:
De leraar is streng tegen de leerlingen.
Ze moeten zich aan de strenge regels houden.
4. Giftig
Bijvoeglijk naamwoord (Adjective)
Definitie:
Als iets gif (stof waarvan je ziek wordt of doodgaat) bevat.
Voorbeeldzinnen:
Dit plantje is giftig voor honden.
Als je de giftige paddestoelen eet, kun je ernstige buikpijn krijgen.
5. De Gevel
Zelfstanding Naamwoord (Noun)
Definitie:
De voorkant van een gebouw.
Voorbeeldzinnen:
De gevel van het huis is blauw.
De gevel ziet er nieuw uit na de renovatie.
6. De Stoep
Zelfstanding Naamwoord (Noun)
Definitie:
Een verhoging naast de weg om op te lopen.
Synoniem:
Trottoir (formeler)
Voorbeeldzinnen:
De kinderen spelen op de stoep voor het huis.
De stoep is te smal voor een rolstoel.
Het is verboden om je auto op de stoep te parkeren.
7. Toegankelijk
Bijvoeglijk naamwoord (Adjective)
Definitie:
Makkelijk te bereiken of te gebruiken.
Voorbeeldzinnen:
Het park is toegankelijk voor iedereen.
De ingang van het gebouw is toegankelijk voor rolstoelen.
Dit boek is toegankelijk voor beginners.
8. Handhaven
Werkwoord (Verb)
Definitie:
Zorgen dat regels worden gevolgd.
Voorbeeldzinnen:
De politie handhaaft de verkeersregels.
De handhavers geven boetes als je verkeerd parkeert.
9. Zich Afvragen
Reflexieve Werkwoorden
Definitie:
Nadenken over iets of ergens een vraag over hebben.
Voorbeeldzinnen:
Ze vraagt zich af of het gaat regenen.
Ik vraag me af waarom de leraar boos is.
We vragen ons af of het evenement doorgaat.
10. Opruimen
Scheidbaar werkwoord (Splitable verb)
Definitie:
Het ordenen/organiseren van spullen zodat alles weer netjes is.
Voorbeeldzinnen:
Na mijn feestje moet ik alles opruimen.
Hij ruimt zijn boeken altijd netjes op de plank op.
De ouders vragen de kinderen om hun kamer op te ruimen voor het avondeten.
Lezen oefenen
Spreken oefenen
Spreekoefening 1 – Woord associaties beschrijven
Kan je uitleggen wat de connecties zijn tussen de woorden van de woord associatie opdracht en de antwoorden? Bedenk ook een voorbeeld.
Bijvoorbeeld:
gevaarlijk – ziekte – chemicaliën
Antwoord: Giftig
Een giftig product/iets giftigs kan gevaarlijk zijn voor je gezondheid.
Het kan een ziekte veroorzaken.
Chemicaliën zijn niet altijd giftig, maar sommige kunnen gevaarlijk en giftig zijn.
Voorbeeld: “Je moet voorzichtig zijn met de giftige chemicaliën in de garage.”
Probeer het zelf bij de andere vier:
1. regels – controleren – autoriteit
Antwoord: Handhaven
2. bloemen – tuinieren – grote pot
Antwoord: de Plantenbak
3. oude gebouwen – historisch – centrum
Antwoord: de Binnenstad
4. lopen – straat – voetgangers
Antwoord: de Stoep
Spreekoefening 2 – Vragen over andere woorden
5. Kan je een typische gevel in Amsterdam beschrijven?
6. Waarom is het belangrijk om regelmatig op te ruimen?
7. Hoe toegankelijk is het openbaar vervoer in jouw stad?
8. Heb je ooit een strenge leraar gehad? Hoe was dat?
9. Hoe vaak vraag jij je af wat anderen over jou denken?
10. Vraag jij je vaak af hoe jouw leven over tien jaar eruit zal zien?
Spreekoefening 3 – Wat is jouw mening over de tekst?
11. Denk je dat plantenbakken een groot probleem zijn voor de toegankelijkheid van de stoepen?
12. Wat vind jij van de nieuwe regels voor plantenbakken in de binnenstad van Amsterdam?
13. Vind je dat de gemeente streng moet zijn met het handhaven van de regels voor plantenbakken?