Learn-Dutch-NT2-Nieuws-Article-Code-Geel
NT2-Nieuws-Code Geel

Maandag waarschuwing voor onweer en sterke wind over heel Nederland

Vocabulaire oefenen

De Woordenlijst

1. De Waarschuwing

Zelfstandig Naamwoord (Noun)

Definitie:

Een waarschuwing is een teken of signaal dat je iets niet moet doen of dat iets gevaarlijk kan zijn.

Voorbeeldzinnen:

Het rode licht was een waarschuwing om te stoppen.
De dokter gaf een waarschuwing om niet te veel suiker te eten.

Learn Dutch Words with news article photo showing vocabulary De Waarschuwing
Learn Dutch Words with news article photo showing vocabulary

2. Het Onweer (De Onweersbuien)

Zelfstanding Naamwoord (Noun)

Definitie:

Weer met regenbuien, donder en bliksem. (Onweersbuien zijn vaak korte periodes met veel regen die samen gaan met donder en bliksem.)

Voorbeeldzinnen:

Mijn hond is bang voor onweer en verstopt zich onder de tafel.
Het is gevaarlijk om tijdens onweer buiten te blijven.

3. De Windstoot

Zelfstanding Naamwoord (Noun)

Definitie:

Een windstoot is een plotselinge hoeveelheid extra wind.

Voorbeeldzinnen:

Mijn paraplu is kapot door een sterke windstoot.
Er worden windstoten tot 80 km/u verwacht.

Learn Dutch Words with news article photo showing vocabulary De Windstoot
Learn Dutch Words with news article photo showing vocabulary

4. Gedurende

Voorzetsel/prepositie (preposition)

Definitie:

Gedurende betekent ‘tijdens’ of de tijdsperiode waarin iets gebeurt.

Voorbeeldzinnen:

Gedurende de zomer is het vaak warm.
Gedurende de les stelde de leraar veel vragen.

5. Trekken

Werkwoord (verb)

Definitie:

a) met kracht naar je toe halen
b) Reizen naar of door een specifieke plaats of gebied.
*er zijn veel uitdrukkingen met dit woord (Bijvoorbeeld: De aandacht trekken, Conclusies trekken & Ergens een streep door trekken).

Voorbeeldzinnen:

We moeten de deur naar ons toe trekken om hem open te krijgen.
Ze trekken elke zomer door een ander land voor hun vakantie.
De wolken trekken langzaam naar het westen, waardoor het steeds donkerder wordt.

Learn Dutch Words with news article photo showing vocabulary
Learn Dutch Words with news article photo showing vocabulary

6. Hinderen

Werkwoord (verb)

Definitie:

Lastig of vervelend zijn voor (iets of iemand).

Voorbeeldzinnen:

Mijn zoon verveelt zich en hindert mij bij mijn werk.
De bomen hinderen het uitzicht vanuit mijn raam.
De regen hindert de hardlopers.

7. Glad

Bijvoeglijk Voornaamwoord/Adjectief (adjective)

Definitie:

Als een oppervlak glad is, is het moeilijk om er grip op te krijgen, waardoor het risico om te vallen groter is.

Voorbeeldzinnen:

Het vloeroppervlak was zo glad dat hij gemakkelijk uitgleed.
We moeten langzaam rijden vanwege de gladde wegen.

Learn Dutch Words with news article photo showing vocabulary
Learn Dutch Words with news article photo showing vocabulary

8. De Hagel

Zelfstanding Naamwoord (Noun)

Definitie:

Kleine, harde stukjes ijs die uit de lucht.

Voorbeeldzinnen:

De hagel veroorzaakte schade aan de auto.
De hagelstenen waren zo groot, dat het pijn deed om buiten te zijn.

9. Opletten

Scheidbaar werkwoord (Splitable verb)

Definitie:

Goed kijken of luisteren om te begrijpen wat er gebeurt of om fouten te voorkomen.

Voorbeeldzinnen:

Je moet goed opletten tijdens de les om alles te begrijpen.
Je moet opletten tijdens het autorijden om geen ongeluk te veroorzaken.

Learn Dutch Words with news article photo showing vocabulary
Learn Dutch Words with news article photo showing vocabulary

10. Onderweg zijn

Werkwoordelijke uitdrukking (phrasal verb/expression)

Definitie:

Zich verplaatsen naar een andere plek.

Voorbeeldzinnen:

De postbode is onderweg met je pakketje.
Ik ben onderweg naar mijn werk.

1. Vocab quiz

Oefen hier de gele woorden van het artikel

1 / 10

1. Fill in the blank:

 

Het weer wordt slechter _____ de dag.

2 / 10

2. We blijven lekker binnen tijdens de ______bui.

3 / 10

3. De wolken ______ naar het westen.

4 / 10

4. Ik moet _______ in de les. Op maandag hebben wij een examen.

5 / 10

5. Ben je al _______? Of ben je nog thuis?

6 / 10

6. Met welk woord, van de lijst, kan je deze woorden associëren? Schrijf het op!

obstructie - irritant - obstakel

1 words left

7 / 10

7. Met welk woord, van de lijst, kan je deze woorden associëren? Schrijf het op!

bui - storm - donder

2 words left

8 / 10

8. Met welk woord, van de lijst, kan je deze woorden associëren? Schrijf het op!

onveilig - ijs - glad

1 words left

9 / 10

9. Met welk woord, van de lijst, kan je deze woorden associëren? Schrijf het op!

risico - gevaar - preventie

2 words left

10 / 10

10. Met welk woord, van de lijst, kan je deze woorden associëren? Schrijf het op!

krachtig - weer - vallen

2 words left

Your score is

0%

Lezen oefenen

1. Vragen over de tekst

Kan je deze vragen over de tekst beantwoorden?

1 / 8

1. De waarschuwing is voor wat voor weer?

2 / 8

2. Hoe hard zijn de windstoten?

3 / 8

3. Wie heeft de waarschuwing voor het onweer en de sterke wind uitgegeven?

4 / 8

4. Waar beginnen de onweersbuien op maandagochtend?

5 / 8

5. Wat kan je tussen 12.00 en 18.00 het beste doen, denk je?

6 / 8

6. Wat betekent code geel volgens het KNMI?

7 / 8

7. Wat is een mogelijke reden waarom mensen tijdens code geel extra moeten opletten als ze onderweg zijn?

8 / 8

8. Wat is de minimale zekerheid waarmee code geel wordt afgegeven?

Your score is

The average score is 38%

0%

Spreken oefenen

Spreekoefening 1 – Woord associaties beschrijven

Bijvoorbeeld:
obstructie – irritant – obstakel
Antwoord: hinderen
Als iets je hindert, kan dit als irritant gezien worden.
Het kan zijn dat dit een obstakel/obstructie is om een doel te bereiken.
Een voorbeeld: Veel lawaai kan je deadline hinderen.

Probeer het zelf bij de andere vier:

1. krachtig – weer – vallen
Antwoord: de windstoot

2. bui – storm – donder
Antwoord: Het onweer

3. onveilig – ijs – nat
Antwoord: glad

4. risico – gevaar – preventie
Antwoord: De waarschuwing

Spreekoefening 2 – Vragen over andere woorden

5. Ben je vaak onderweg, gedurende de werkweek?

6. Hou je ervan om door de natuur te trekken?

7. Hagelt het vaak in Nederland? Waar was je de vorige keer dat er een hagelbui was?

8. Waar let jij op bij het kiezen van een restaurant?

Spreekoefening 3 – Algemene vragen

9. Bekijk je vaak het weerbericht? Waarom?/Waarom niet?

10. Is dit weer extreem voor jou? Waarom?/ waarom niet?

11. Wat kan je beter niet doen bij code geel, denk je?

12. Wat betekent een code rood in vergelijking met code geel, denk je?

13. Hoe kunnen de weersomstandigheden invloed hebben op het verkeer?

14. Wat is het meest extreme weer dat jij hebt meegemaakt?