Maandag waarschuwing voor onweer en sterke wind over heel Nederland
Maandagmiddag komen er onweersbuien met harde windstoten die kunnen oplopen tot 90 kilometer per uur over heel Nederland. Dit meldt het KNMI, het Nederlandse meteorologische instituut, op zaterdag. Voor deze dag is vanaf 12.00 uur een code geel afgekondigd.
De onweersbuien zullen maandagochtend beginnen aan de westkust en gedurende de middag naar het oosten trekken. Het KNMI geeft aan dat deze buien buitenactiviteiten kunnen hinderen en dat het ook glad kan worden door hagel.
Volgens het KNMI zullen de buien rond 18.00 uur het land verlaten hebben.
Wat betekent code geel?
Het KNMI gebruikt vier kleurcodes om het weer te beschrijven: groen, geel, oranje en rood. Code geel betekent dat er mogelijk gevaarlijk weer op komst is. Dit soort weer komt regelmatig voor in Nederland. Het is vooral belangrijk om extra op te letten, vooral als je onderweg bent. Code geel kan 48 uur van tevoren worden afgegeven, met een zekerheid van ten minste 60 procent.
Vocabulaire oefenen
De Woordenlijst
1. De Waarschuwing
Zelfstandig Naamwoord (Noun)
Definitie:
Een waarschuwing is een teken of signaal dat je iets niet moet doen of dat iets gevaarlijk kan zijn.
Voorbeeldzinnen:
Het rode licht was een waarschuwing om te stoppen.
De dokter gaf een waarschuwing om niet te veel suiker te eten.
2. Het Onweer (De Onweersbuien)
Zelfstanding Naamwoord (Noun)
Definitie:
Weer met regenbuien, donder en bliksem. (Onweersbuien zijn vaak korte periodes met veel regen die samen gaan met donder en bliksem.)
Voorbeeldzinnen:
Mijn hond is bang voor onweer en verstopt zich onder de tafel.
Het is gevaarlijk om tijdens onweer buiten te blijven.
3. De Windstoot
Zelfstanding Naamwoord (Noun)
Definitie:
Een windstoot is een plotselinge hoeveelheid extra wind.
Voorbeeldzinnen:
Mijn paraplu is kapot door een sterke windstoot.
Er worden windstoten tot 80 km/u verwacht.
4. Gedurende
Voorzetsel/prepositie (preposition)
Definitie:
Gedurende betekent ‘tijdens’ of de tijdsperiode waarin iets gebeurt.
Voorbeeldzinnen:
Gedurende de zomer is het vaak warm.
Gedurende de les stelde de leraar veel vragen.
5. Trekken
Werkwoord (verb)
Definitie:
a) met kracht naar je toe halen
b) Reizen naar of door een specifieke plaats of gebied.
*er zijn veel uitdrukkingen met dit woord (Bijvoorbeeld: De aandacht trekken, Conclusies trekken & Ergens een streep door trekken).
Voorbeeldzinnen:
We moeten de deur naar ons toe trekken om hem open te krijgen.
Ze trekken elke zomer door een ander land voor hun vakantie.
De wolken trekken langzaam naar het westen, waardoor het steeds donkerder wordt.
6. Hinderen
Werkwoord (verb)
Definitie:
Lastig of vervelend zijn voor (iets of iemand).
Voorbeeldzinnen:
Mijn zoon verveelt zich en hindert mij bij mijn werk.
De bomen hinderen het uitzicht vanuit mijn raam.
De regen hindert de hardlopers.
7. Glad
Bijvoeglijk Voornaamwoord/Adjectief (adjective)
Definitie:
Als een oppervlak glad is, is het moeilijk om er grip op te krijgen, waardoor het risico om te vallen groter is.
Voorbeeldzinnen:
Het vloeroppervlak was zo glad dat hij gemakkelijk uitgleed.
We moeten langzaam rijden vanwege de gladde wegen.
8. De Hagel
Zelfstanding Naamwoord (Noun)
Definitie:
Kleine, harde stukjes ijs die uit de lucht.
Voorbeeldzinnen:
De hagel veroorzaakte schade aan de auto.
De hagelstenen waren zo groot, dat het pijn deed om buiten te zijn.
9. Opletten
Scheidbaar werkwoord (Splitable verb)
Definitie:
Goed kijken of luisteren om te begrijpen wat er gebeurt of om fouten te voorkomen.
Voorbeeldzinnen:
Je moet goed opletten tijdens de les om alles te begrijpen.
Je moet opletten tijdens het autorijden om geen ongeluk te veroorzaken.
10. Onderweg zijn
Werkwoordelijke uitdrukking (phrasal verb/expression)
Definitie:
Zich verplaatsen naar een andere plek.
Voorbeeldzinnen:
De postbode is onderweg met je pakketje.
Ik ben onderweg naar mijn werk.
Lezen oefenen
Spreken oefenen
Spreekoefening 1 – Woord associaties beschrijven
Kan je uitleggen wat de connecties zijn tussen de woorden van de woord associatie opdracht en de antwoorden? Bedenk ook een voorbeeld.
Bijvoorbeeld:
obstructie – irritant – obstakel
Antwoord: hinderen
Als iets je hindert, kan dit als irritant gezien worden.
Het kan zijn dat dit een obstakel/obstructie is om een doel te bereiken.
Een voorbeeld: Veel lawaai kan je deadline hinderen.
Probeer het zelf bij de andere vier:
1. krachtig – weer – vallen
Antwoord: de windstoot
2. bui – storm – donder
Antwoord: Het onweer
3. onveilig – ijs – nat
Antwoord: glad
4. risico – gevaar – preventie
Antwoord: De waarschuwing
Spreekoefening 2 – Vragen over andere woorden
5. Ben je vaak onderweg, gedurende de werkweek?
6. Hou je ervan om door de natuur te trekken?
7. Hagelt het vaak in Nederland? Waar was je de vorige keer dat er een hagelbui was?
8. Waar let jij op bij het kiezen van een restaurant?
Spreekoefening 3 – Algemene vragen
9. Bekijk je vaak het weerbericht? Waarom?/Waarom niet?
10. Is dit weer extreem voor jou? Waarom?/ waarom niet?
11. Wat kan je beter niet doen bij code geel, denk je?
12. Wat betekent een code rood in vergelijking met code geel, denk je?
13. Hoe kunnen de weersomstandigheden invloed hebben op het verkeer?
14. Wat is het meest extreme weer dat jij hebt meegemaakt?