Learn-Dutch-NT2-Nieuws-Article Efteling
Photo by Steven Lek, released into the public domain.

Bezoekers Efteling vast in achtbaan door technisch probleem

Vocabulaire oefenen

De Woordenlijst

1. De Achtbaan

Zelfstanding Naamwoord (Noun)

Definitie:

Een attractie in een pretpark waar je in een snelle trein zit die op rails rijdt en veel bochten maakt.

Voorbeeldzinnen:

De achtbaan was te eng voor mijn zus.
We gingen twee keer in dezelfde achtbaan.
De achtbaan is een van de populairste attracties in het park.

Learn Dutch Words with news article photo showing vocabulary Achtbaan
Learn Dutch Words with news article photo showing vocabulary Vastzitten

2. Vastzitten

Scheidbaar werkwoord (Splitable verb)

Definitie:

Niet kunnen bewegen of verdergaan omdat iets niet werkt of is geblokkeerd.

Voorbeeldzinnen:

De deur zit vast en kan niet open.
Ik zit vast met het werk. Ik weet niet hoe ik verder moet gaan.
Ik zat vast in de file.

3. Het Pretpark

Zelfstanding Naamwoord (Noun)

Definitie:

Een groot park met attracties, zoals achtbanen, draaimolens en andere plezierige activiteiten voor mensen van alle leeftijden.

Voorbeeldzinnen:

Het pretpark heeft veel leuke attracties.
Mijn favoriete pretpark in Nederland is de Efteling.
Mijn favoriete pretpark buiten Nederland is Disneyland.

Learn Dutch Words with news article photo showing vocabulary Pretpark
Learn Dutch Words with news article photo showing vocabulary Overdekt

4. Overdekt

Bijvoeglijk naamwoord (Adjective)

Definitie:

Bedekt, bijvoorbeeld met een dak, zodat je niet nat wordt.

Voorbeeldzinnen:

We gaan naar de overdekte markt.
De attractie is overdekt, dus we blijven droog.
Het zwembad is overdekt, dus we kunnen zwemmen als het regent.

5. De Attractie

Zelfstanding Naamwoord (Noun)

Definitie:

Een speciale activiteit of object in een pretpark waar mensen voor komen.

Voorbeeldzinnen:

De Efteling heeft veel leuke attracties.
De attractie was spannend.
Ik hou van snelle attracties.

Learn Dutch Words with news article photo showing vocabulary Attractie
Learn Dutch Words with news article photo showing vocabulary Bekend Staan Om

6. Bekend Staan Om

Werkwoordelijke uitdrukking (phrasal verb/expression)

Definitie:

Bekend zijn voor iets specifieks.

Voorbeeldzinnen:

De Efteling staat bekend om zijn sprookjes.
Dit restaurant staat bekend om zijn lekkere pizza’s.
Amsterdam staat bekend om de grachten.

7. (Probleem) Oplossen

Scheidbaar werkwoord (Splitable verb)

Definitie:

Het vinden van een manier om iets dat niet goed werkt, weer goed te maken.

Voorbeeldzinnen:

We moeten het probleem snel oplossen.
Ze loste de situatie goed op.
Het bedrijf heeft het probleem opgelost.

Learn Dutch Words with news article photo showing vocabulary Probleem Oplossen
Learn Dutch Words with news article photo showing vocabulary Uiteindelijk

8. Uiteindelijk

Bijwoord (Adverb)

Definitie:

Na alles, als laatste.

Voorbeeldzinnen:

Het was een moeilijke reis, maar uiteindelijk kwamen we thuis.
Uiteindelijk vonden we de oplossing voor het probleem.
Ik ga naar 5 landen op reis en ik kom uiteindelijk in 3 maanden weer terug.

9. Uitvoeren

Scheidbaar werkwoord (Splitable verb)

Definitie:

Het doen of uitvoeren van een taak of actie.

Voorbeeldzinnen:

De technici voeren een controle uit op de attractie.
Hij voert zijn taak snel en efficiënt uit.
We voeren een experiment uit in de wetenschaples.

Learn Dutch Words with news article photo showing vocabulary Uitvoeren
Learn Dutch Words with news article photo showing vocabulary Sprookje

10. Het Sprookje

Zelfstandig Naamwoord (Noun)

Definitie:

Verhalen die vaak over magische wezens, prinsen, prinsessen en fantasie gaan. Sprookjes bevatten vaak een les of moraal.

Voorbeeldzinnen:

In de Efteling kun je veel sprookjes zien.
Ik lees elke avond een sprookje voor aan mijn kinderen.
Sprookjes gaan vaak over magie en wonderen.

16. Vocab quiz

Oefen hier de gele woorden van het artikel

1 / 10

1. Fill in the blank:

Nederland _____ zijn molens en tulpen.

2 / 10

2. Fill in the blank:

Hij was eerst boos, maar _____ begreep hij de situatie.

3 / 10

3. Fill in the blank:

We moeten het probleem snel _____.

4 / 10

4. Fill in the blank:

De auto begon te _____ in de modder.

5 / 10

5. Fill in the blank:

De grootste _____ in dit park is de draaimolen.

6 / 10

6. Met welk woord, van de lijst, kan je deze woorden associëren? Schrijf het op!

Dak - Regen - Schuilen

1 words left

7 / 10

7. Met welk woord, van de lijst, kan je deze woorden associëren? Schrijf het op!

Magie - Verhaal - Prinses

2 words left

8 / 10

8. Met welk woord, van de lijst, kan je deze woorden associëren? Schrijf het op!

Snel - Attractie - Spannend

2 words left

9 / 10

9. Met welk woord, van de lijst, kan je deze woorden associëren? Schrijf het op!

Werk - Doen - Actie

1 words left

10 / 10

10. Met welk woord, van de lijst, kan je deze woorden associëren? Schrijf het op!

Speeltuin - Attracties - Efteling

2 words left

Your score is

0%

Lezen oefenen

16. Vragen over de tekst

Kan je deze vragen over de tekst beantwoorden?

1 / 8

1. Wat gebeurde er met bezoekers van de Efteling?

2 / 8

2. Waarom kwamen bezoekers vast te zitten in Vogel Rok?

3 / 8

3. Wat is speciaal aan de Vogel Rok achtbaan?

4 / 8

4. Wat gebeurde er met de achtbaan voordat hij stil kwam te staan?

5 / 8

5. Wat deden de technici?

6 / 8

6. Wat zegt een bezoeker over het incident?

7 / 8

7. Wat gebeurde er na het incident?

8 / 8

8. Wat is NIET waar over de Efteling?

Your score is

The average score is 0%

0%

Spreken oefenen

Spreekoefening 1 – Woord associaties beschrijven

Bijvoorbeeld:
Dak – Regen – Schuilen
Antwoord: Overdekt
Als een plek overdekt is, heeft het meestal een dak en kan dit helpen om te schuilen tegen de regen.
Voorbeeld: “Het restaurant heeft een overdekt terras. We kunnen dus buiten zitten en hebben geen last van de regen.”

Probeer het zelf bij de andere vier:

1. Magie – Verhaal – Prinses
Antwoord: Het Sprookje

2. Snel – Attractie – Spannend
Antwoord: De Achtbaan

3. Werk – Doen – Actie
Antwoord: Uitvoeren

4. Speeltuin – Attracties – Efteling
Antwoord: Het Pretpark

Spreekoefening 2 – Vragen over andere woorden

5. Waar staat Nederland bekend om?

6. Wat betekent het als iemand uiteindelijk zijn droom waarmaakt?

7. Welke problemen kunnen computers hebben en hoe los je ze op?

8. Waarom voelen sommige mensen zich vastzitten in hun baan?

9. Wat moet je doen als je vastzit in een lift?

10. Wat is jouw favoriete attractie in een pretpark?

Spreekoefening 3 – Wat is jouw mening over de tekst?

11. Ben je wel eens naar de Efteling geweest?
Ja -> Wat vond je van het pretpark?
Nee -> Zou je het willen bezoeken? Waarom wel/niet?

12. Wat is een bekend pretpark in jouw land? Waar staat het bekend om?

13. Wat zou jij doen als je vastzat in een achtbaan?